Nederland heeft recent de boot gemist bij Europese subsidies voor waterstofprojecten. Door de hoge elektriciteitsprijzen is het Nederlandse waterstof twee keer zo duur als elders in Europa, wat het risico verhoogt dat producenten en afnemers naar het buitenland vertrekken. “Toch is de waterstoftransitie in Europa is nog geen gelopen race”, stelt Tjeerd Jongsma va ISPT. “We staan nog maar aan de vooravond van dit hele proces dat nog jaren gaat duren.”
“We moeten ons in deze fase niet laten ontmoedigen door de focus te leggen op mogelijke nadelen. Onze aandacht en inzet moeten juist gaan naar het concurrentievoordeel”, meent Jongsma.
Voor een robuuste, concurrerende businesscase voor een groene waterstoffabriek zijn volgens de expert drie zaken bepalend: de kapitaalkosten voor de benodigde investeringen, de operationele kosten zoals de elektriciteitskosten voor elektrolyse en de afzetkansen voor groene waterstof bij de lokale energie-intensieve procesindustrie.
“Natuurlijk zijn er plaatsen op de wereld zoals Spanje, Marokko en Saudi-Arabië waar met overvloedige zonne-energie relatief goedkoop groene waterstof kan worden gemaakt. Maar onderschat onze windparken op zee niet. In de nacht schijnt er geen zon, maar dan waait het wel en dus gaat de energieopwekking gewoon door. In het Midden-Oosten zit je gemiddeld op 2.000 effectieve uren voor opwekking van zonnestroom per jaar. Eén MW windmolen van een windpark op zee voor de kust van Zeeland kent gemiddeld 3.500 effectieve uren van energieopwekking per jaar. We kunnen bijna twee keer zoveel groene waterstof produceren met wind dan met solar in Marokko.”
Volop kansen
En dan hebben we nog de afzetkansen voor groene waterstof. Volgns Jongsma heeft Nederland volop kansen dankzij onze geografische positie aan de Noordzee, onze zeehavens, de grote bevaarbare Europese rivieren en logistieke verbindingen met het Europese achterland. “Wij kunnen een goot deel van het Europese achterland voorzien van groene waterstof en daarmee absolute koploper zijn in het aanjagen van de circulaire economie.”
Het komt er volgens Jongsma “nu aan op visie, leiderschap, vruchtbare, multidisciplinaire samenwerking en langetermijnafspraken die zekerheid bieden aan producenten, afnemers en financiers die de waterstoftransitie samen moeten gaan realiseren. Decennia geleden hebben we met de Deltawerken de wereld al laten zien dat we zo’n majeure, zeer uitdagende en kostbare klus kunnen klaren in dit land. Dat moet met de opbouw van een klimaatvriendelijke waterstofeconomie de komende jaren ook lukken.”