De bouwbiologie is een integrale manier van bouwen, rekening houdend met alle aspecten van het bouwen, zoals materiaal, installaties, comfort, natuur en noem maar op. Gezondheid – in de breedste zin van het woord – staat altijd centraal. Architect en bouwbioloog Nathalie Groot Kormelink licht de vijf hoofdthema’s van de bouwbiologie toe. Dit keer de eco-sociale leefomgeving.
Vanuit de bouwbiologie zijn er 25 richtlijnen opgesteld als uitgangspunt voor een gezonde, natuurlijke, duurzame en mooie leefomgeving. Deze richtlijnen zijn ieder weer verdeeld in vijf hoofdthema’s: binnenklimaat, bouwmaterialen en inrichting, ontwerp en architectuur, milieu/energie/water, en eco-sociale leefomgeving.
Holistisch
Aan dit hoofdthema kun je heel goed zien dat het vakgebied van de bouwbiologie holistisch is’, zegt bouwbioloog Nathalie Groot Kormelink van architectenbureau Sparc in Enschede. ‘Je kunt een gebouw niet in een vacuüm ontwerpen, alles hangt met elkaar samen. Je kunt nog zo’n gezonde duurzame woning ontwerpen; als je die op verontreinigde grond zet of vlak langs een autosnelweg, dan hebben die omgevingsfactoren een negatieve impact. Locaties zijn in Nederland niet vrij te kiezen, gemeenten bepalen of een terrein een woonbestemming krijgt. Ook hoe een gebouw op een kavel moet staan – hoever uit de erfgrens, oriëntering richting een weg – is meestal voorgeschreven. Er zijn vijf aandachtspunten die de ideale omstandigheden aangeven, maar vaak moet je concessies doen. Je hebt nou eenmaal met de omgeving te maken en daar valt van alles onder. Ligging, infrastructuur, bodemgesteldheid, nabijheid van bedrijven die stank- of geluidsoverlast geven, en noem maar op.’
We nemen de aandachtspunten een voor een door.
1 Let bij de infrastructuur op de verdeling: korte afstanden tot de werklocatie, openbaar vervoer, scholen en winkels
‘Zo was het vroeger’, zegt Groot Kormelink. ‘Mensen woonden in de buurt van hun werk, en alle voorzieningen waren in de nabije omgeving. Dat is niet meer zo. ’s Ochtends vroeg rijden er talloze busjes en bedrijfsauto’s op de snelwegen, en ’s middags gaat iedereen de andere kant weer op. Een reistijd van een uur naar een werkplek of klus, en soms veel meer, is niet ongewoon. Heel inefficiënt, en slecht voor het milieu. In bepaalde Vinex wijken zag je dat het soms jaren duurde voordat er genoeg draagkracht was voor scholen en winkels en het openbaar vervoer goed geregeld was. Dat gaf heel veel verkeersbewegingen, en mensen stapten voor allerlei dingen in de auto: om boodschappen te halen, om kinderen naar school te brengen, om te sporten en noem maar op. Het zou zo mooi zijn om zo’n wijk integraal te ontwerpen en al die voorzieningen er in op te nemen.’
2 Richt de leefomgeving menswaardig en milieuvriendelijk in
Menswaardig refereert aan een behapbare schaal en herkenbare materialen. Dus geen alien gebouwen met stalen gevels, maar gebouwen met vriendelijke zachte materialen die mensen herkennen en waar men zich prettig bij voelt. ‘Milieuvriendelijk wordt vaak vertaald in natuurinclusief en daaronder verstaat men dan nestkastjes en vleermuisstenen’, zegt Groot Kormelink. ‘Dat vind ik wat lastig, want moet je die dieren wel naar de bebouwde omgeving lokken? Zijn we wel goede hosts voor de dieren. Er is eigenlijk te veel geluid, te veel licht (ook ’s nachts) voor ze. En giftige stoffen, dat blijkt ook uit allerlei wetenschappelijke studies. Wist je dat er door anti-teken en vlooienmiddelen voor honden en katten meer vogels sterven? Dat komt doordat vogels soms vacht van honden en katten gebruiken om een nest te maken. Die vacht zit vol met insecticiden en pesticiden… en dat komt dan weer in de vogeltjes terecht.
‘De opwarming van de aarde is vooral in steden goed te merken. Groene gevels en groene daken hebben een verkoelende werking en zijn dus heel nuttig in stedelijk gebied. Gelukkig is daar ook meer aandacht voor en zijn er prachtige voorbeelden. Kijk maar eens naar de referenties op de site van Sempergreen.’
3 Zorg dat er voldoende groene gebieden zijn in dorpen en steden
‘Er is nu gelukkig veel meer aandacht voor groen in dorpen en steden,’ stelt Groot Kormelink. ‘Denk aan de 3-30-300 regel. Dat is een richtlijn om een buurt, school of werkplek groener en gezonder te maken. Het stelt drie voorwaarden: zicht op drie bomen, 30% boomkroon-bedekking en 300 meter naar groen. Een prachtig streven. Groene gebieden hebben een bewezen positief effect op onze fysieke en mentale gezondheid, en op de biodiversiteit. In een park met gedeelten waar geen mensen komen, zullen kleine dieren zoals eekhoorns zich waarschijnlijk beter thuis voelen. In veel tuinen zijn nog wel wat verbeteringen mogelijk. Tegels en grind eruit; planten erin. Hanteer hier de 80-20 regel: 80% groen, 20% hard. En door regenwater niet meer in het riool te lozen maar op te vangen in tuinen en wadi’s blijft al dat groen ook mooi groen en kunnen we minder drinkwater uit de kraan gebruiken om de tuin te besproeien.’
4 Stimuleer regionale economie en zelfvoorziening; kies regionale dienstverleners en leveranciers
Groot Kormelink: ‘Dit overlapt met punt 1: houd regionale dienstverleners en leveranciers overeind en leg geen eindeloze afstanden af. Onze economie is zo geld-gedreven, dat we ons nauwelijks afvragen wat de keuze voor een goedkoop materiaal betekent voor de wereld om ons heen. De laagste prijs geeft zo vaak de doorslag, maar is heel eendimensionaal. We zouden de eco-sociale leefomgeving veel meer moeten meewegen in allerlei beslissingen.
In de huidige wereld met klimaatproblemen en (handels)oorlogen is zelfvoorziening iets om over na te denken. We betrekken gas en olie voor de laagste prijs in andere landen en tekenden daar soms langlopende contracten voor. Dat maakt ons afhankelijk en dat kan grote gevolgen hebben, dat zag je aan de gasprijzen van twee winters geleden. Iedereen is zoekende: gaan we voor grote stadsverwarmingsprojecten of is kleinschalige energieopwekking in combinatie met een buurtbatterij een betere keuze? Of gaan we toch massaal aan de waterstof? Het zou goed zijn als daar vanuit de overheid sturing in werd gegeven.’
5 Kies bouwgrond die bij voorkeur niet is belast met verontreinigde stoffen, straling of lawaai
Dit is een ingewikkeld punt, aldus Groot Kormelink. Ze legt uit: ‘We leven in een vol land en bouwgrond is vaak niet zomaar vrij uit te kiezen. Daarnaast valt geluid of stank vaak wel binnen de normen. Je kunt dingen namelijk op verschillende manieren meten of berekenen, maar dat wil niet zeggen dat mensen er geen last van hebben. En er is voortschrijdend inzicht: kijk maar naar de gebieden rondom Zwijndrecht waar de 3M fabrieken staan en het PFAS dossier, of de geluidshinder door windmolens. Een ander punt met betrekking tot bouwgrond: we weten dat de zeespiegel stijgt, wat doen we daarmee? Kop in het zand, doorbouwen en maar zien wat er gebeurt? Of nu al maatregelen nemen? Dijken ophogen, weer op terpen gaan wonen, of misschien zijn drijvende woningen een oplossing. Het zijn turbulente tijden, dat is zeker!’
